21. (68:22) Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in zijn schulden wandelt.
22. (68:23) De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan; Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee;
23. (68:24) Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen.
24. (68:25) O God! zij hebben Uw gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom.
25. (68:26) De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden.
26. (68:27) Looft God in de gemeenten, den Heere, gij, die zijt uit den springader van Israel!
27. (68:28) Daar is Benjamin de kleine, die over hen heerste, de vorsten van Juda, met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali.
28. (68:29) Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt!
29. (68:30) Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen geschenk toebrengen.
30. (68:31) Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken; en dien, die zich onderwerpt met stukken zilvers; Hij heeft de volken verstrooid, die lust hebben in oorlogen.
31. (68:32) Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken.
32. (68:33) Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode; psalmzingt den Heere! Sela.
33. (68:34) Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds is; ziet, Hij geeft Zijn stem, een stem der sterkte.
34. (68:35) Geeft Gode sterkte! Zijn hoogheid is over Israel, en Zijn sterkte in de bovenste wolken.
35. (68:36) O God! Gij zijt vreselijk uit Uw heiligdommen; de God Israels, Die geeft den volke sterkte en krachten. Geloofd zij God!