Statenvertaling

Psalmen 66:7-17 Statenvertaling (SV1750)

7. Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden. Sela.

8. Looft, gij volken! onzen God; en laat horen de stem Zijns roems.

9. Die onze zielen in het leven stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele.

10. Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;

11. Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;

12. Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.

13. Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U mijn geloften betalen,

14. Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.

15. Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen met bokken bereiden. Sela.

16. Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.

17. Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder mijn tong.