Statenvertaling

Psalmen 66:5-16 Statenvertaling (SV1750)

5. Komt en ziet Gods daden; Hij is vreselijk van werking aan de mensenkinderen.

6. Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd.

7. Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden. Sela.

8. Looft, gij volken! onzen God; en laat horen de stem Zijns roems.

9. Die onze zielen in het leven stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele.

10. Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;

11. Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;

12. Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.

13. Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U mijn geloften betalen,

14. Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.

15. Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen met bokken bereiden. Sela.

16. Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.