Statenvertaling

Psalmen 57:1-5 Statenvertaling (SV1750)

1. Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Al-tascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. (57:2) Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan.

2. (57:3) Ik zal roepen tot God, den Allerhoogste, tot God, Die het aan mij voleinden zal.

3. (57:4) Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen, te schande makende dengene, die mij zoekt op te slokken. Sela. God zal Zijn goedertierenheid en Zijn waarheid zenden.

4. (57:5) Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard.

5. (57:6) Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde.