4. (55:5) Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen.
5. (55:6) Vrees en beving komt mij aan, en gruwen overdekt mij;
6. (55:7) Zodat ik zeg: Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive, gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht.
7. (55:8) Ziet, ik zou ver wegzwerven, ik zou vernachten in de woestijn. Sela.
8. (55:9) Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm.
9. (55:10) Verslind hen, HEERE! deel hun tong; want ik zie wrevel en twist in de stad.
10. (55:11) Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar.