Statenvertaling

Psalmen 50:19-23 Statenvertaling (SV1750)

19. Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.

20. Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.

21. Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.

22. Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.

23. Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.