Statenvertaling

Psalmen 50:14-23 Statenvertaling (SV1750)

14. Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.

15. En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.

16. Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?

17. Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.

18. Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.

19. Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.

20. Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.

21. Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.

22. Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.

23. Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.