9. (44:10) Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.
10. (44:11) Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.
11. (44:12) Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen.
12. (44:13) Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet.
13. (44:14) Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.
14. (44:15) Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken.
15. (44:16) Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij;
16. (44:17) Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige.
17. (44:18) Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
18. (44:19) Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
19. (44:20) Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.
20. (44:21) Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid,
21. (44:22) Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.
22. (44:23) Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.
23. (44:24) Waak op, waarom zoudt Gij slapen, HEERE! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid.
24. (44:25) Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
25. (44:26) Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.
26. (44:27) Sta op, ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil.