17. (44:18) Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
18. (44:19) Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
19. (44:20) Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.
20. (44:21) Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid,
21. (44:22) Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.
22. (44:23) Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.
23. (44:24) Waak op, waarom zoudt Gij slapen, HEERE! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid.
24. (44:25) Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
25. (44:26) Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.