16. (38:17) Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.
17. (38:18) Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is steeds voor mij.
18. (38:19) Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.
19. (38:20) Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot.
20. (38:21) En die kwaad voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede najaag.
21. (38:22) Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God! wees niet verre van mij.
22. (38:23) Haast U tot mijn hulp, HEERE, mijn Heil!