Statenvertaling

Psalmen 38:11-19 Statenvertaling (SV1750)

11. (38:12) Mijn liefhebbers en mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden staan van verre.

12. (38:13) En die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken; en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen, en zij overdenken den gansen dag listen.

13. (38:14) Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, die zijn mond niet opendoet.

14. (38:15) Ja, ik ben als een man, die niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn.

15. (38:16) Want op U, HEERE! hoop ik; Gij zult verhoren, HEERE, mijn God!

16. (38:17) Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.

17. (38:18) Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is steeds voor mij.

18. (38:19) Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.

19. (38:20) Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot.