Statenvertaling

Psalmen 35:15-26 Statenvertaling (SV1750)

15. Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen, en zwegen niet stil.

16. Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden.

17. HEERE! hoe lang zult Gij toezien? Breng mijn ziel weder van hunlieder verwoestingen, mijn eenzame van de jonge leeuwen.

18. Zo zal ik U loven in de grote gemeente; onder machtig veel volks zal ik U prijzen.

19. Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijanden zijn; noch wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten.

20. Want zij spreken niet van vrede, maar zij bedenken bedriegelijke zaken tegen de stillen in het land.

21. En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien!

22. HEERE! Gij hebt het gezien, zwijg niet; HEERE! wees niet verre van mij.

23. Ontwaak en word wakker tot mijn recht; mijn God en HEERE! tot mijn twistzaak.

24. Doe mij recht naar Uw gerechtigheid, HEERE, mijn God! en laat hen zich over mij niet verblijden.

25. Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden!

26. Laat hen beschaamd en te zamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken.