Statenvertaling

Psalmen 22:13-20 Statenvertaling (SV1750)

13. (22:14) Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als een verscheurende en brullende leeuw.

14. (22:15) Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.

15. (22:16) Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods.

16. (22:17) Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven.

17. (22:18) Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.

18. (22:19) Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.

19. (22:20) Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot mijn hulp.

20. (22:21) Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds.