Statenvertaling

Psalmen 19:6-14 Statenvertaling (SV1750)

6. (19:7) Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte.

7. (19:8) De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende.

8. (19:9) De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen.

9. (19:10) De vreze des HEEREN is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des HEEREN zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig.

10. (19:11) Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem.

11. (19:12) Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon.

12. (19:13) Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen.

13. (19:14) Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding.

14. (19:15) Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!