Statenvertaling

Psalmen 145:1-10 Statenvertaling (SV1750)

1. Een lofzang van David. Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik zal U verhogen, en Uw Naam loven in eeuwigheid en altoos.

2. Beth. Te allen dage zal ik U loven, en Uw Naam prijzen in eeuwigheid en altoos.

3. Gimel. De HEERE is groot en zeer te prijzen, en Zijn grootheid is ondoorgrondelijk.

4. Daleth. Geslacht aan geslacht zal Uw werken roemen; en zij zullen Uw mogendheden verkondigen.

5. He. Ik zal uitspreken de heerlijkheid der eer Uwer majesteit, en Uw wonderlijke daden.

6. Vau. En zij zullen vermelden de kracht Uwer vreselijke daden; en Uw grootheid, die zal ik vertellen.

7. Zain. Zij zullen de gedachtenis der grootheid Uwer goedheid overvloediglijk uitstorten, en zij zullen Uw gerechtigheid met gejuich verkondigen.

8. Cheth. Genadig en barmhartig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid.

9. Teth. De HEERE is aan allen goed, en Zijn barmhartigheden zijn over al Zijn werken.

10. Jod. Al Uw werken, HEERE, zullen U loven, en Uw gunstgenoten zullen U zegenen.