Statenvertaling

Psalmen 144:5-15 Statenvertaling (SV1750)

5. Neig Uw hemelen, HEERE! en daal neder; raak de bergen aan, dat zij roken.

6. Bliksem bliksem, en verstrooi hen; zend Uw pijlen uit, en verdoe hen.

7. Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij, en ruk mij uit de grote wateren, uit de hand der vreemden;

8. Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid.

9. O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de luit en het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen.

10. Gij, Die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard;

11. Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid;

12. Opdat onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochters als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis.

13. Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen.

14. Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten.

15. Welgelukzalig is het volk, dien het alzo gaat; welgelukzalig, is het volk, wiens God de HEERE is.