Statenvertaling

Psalmen 139:2-13 Statenvertaling (SV1750)

2. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten.

3. Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend.

4. Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, Heere! Gij weet het alles.

5. Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij.

6. De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij.

7. Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?

8. Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar.

9. Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee;

10. Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden.

11. Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij.

12. Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.

13. Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt.