10. Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden.
11. Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij.
12. Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.
13. Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt.
14. Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel.