Statenvertaling

Psalmen 119:82-97 Statenvertaling (SV1750)

82. Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?

83. Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.

84. Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers?

85. De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet.

86. Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.

87. Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.

88. Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden.

89. Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen.

90. Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan;

91. Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten.

92. Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.

93. Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.

94. Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht.

95. De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen.

96. In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.

97. Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.