Statenvertaling

Psalmen 119:76-83 Statenvertaling (SV1750)

76. Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.

77. Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking.

78. Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.

79. Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen.

80. Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.

81. Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.

82. Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?

83. Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.