Statenvertaling

Psalmen 119:70-82 Statenvertaling (SV1750)

70. Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.

71. Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.

72. De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.

73. Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere.

74. Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.

75. Ik weet, HEERE! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt.

76. Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.

77. Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking.

78. Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.

79. Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen.

80. Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.

81. Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.

82. Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?