Statenvertaling

Psalmen 119:7-20 Statenvertaling (SV1750)

7. Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben.

8. Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.

9. Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.

10. Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.

11. Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.

12. HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.

13. Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.

14. Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.

15. Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.

16. Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.

17. Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.

18. Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.

19. Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.

20. Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.