Statenvertaling

Psalmen 119:35-46 Statenvertaling (SV1750)

35. Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.

36. Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.

37. Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.

38. Bevestig Uw toezegging aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is.

39. Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.

40. Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.

41. Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o HEERE! Uw heil, naar Uw toezegging;

42. Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.

43. En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.

44. Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.

45. En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.

46. Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen.