Statenvertaling

Psalmen 119:26-38 Statenvertaling (SV1750)

26. Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.

27. Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.

28. Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.

29. Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.

30. Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.

31. Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet.

32. Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.

33. He. HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.

34. Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte.

35. Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.

36. Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.

37. Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.

38. Bevestig Uw toezegging aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is.