Statenvertaling

Psalmen 119:163-176 Statenvertaling (SV1750)

163. Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.

164. Ik loof U zevenmaal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.

165. Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.

166. O HEERE! ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden.

167. Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.

168. Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.

169. Thau. O HEERE! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord.

170. Laat mijn smeken voor Uw aanschijn komen, red mij naar Uw toezegging.

171. Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.

172. Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid.

173. Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.

174. O HEERE! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.

175. Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, en laat Uw rechten mij helpen.

176. Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten.