Statenvertaling

Psalmen 119:14-31 Statenvertaling (SV1750)

14. Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.

15. Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.

16. Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.

17. Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.

18. Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.

19. Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.

20. Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.

21. Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen.

22. Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.

23. Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.

24. Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.

25. Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.

26. Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.

27. Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.

28. Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.

29. Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.

30. Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.

31. Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet.