Statenvertaling

Psalmen 119:119-131 Statenvertaling (SV1750)

119. Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.

120. Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.

121. Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.

122. Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken.

123. Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid.

124. Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen.

125. Ik ben Uw knecht, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen kennen.

126. Het is tijd voor den HEERE, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken.

127. Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.

128. Daarom heb ik al Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.

129. Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel.

130. De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.

131. Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden.