Statenvertaling

Psalmen 118:13-29 Statenvertaling (SV1750)

13. Gij hadt mij zeer hard gestoten, tot vallens toe, maar de HEERE heeft mij geholpen.

14. De HEERE is mijn Sterkte en Psalm, want Hij is mij tot heil geweest.

15. In de tenten der rechtvaardigen is een stem des gejuichs en des heils; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden.

16. De rechterhand des HEEREN is verhoogd; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden.

17. Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des HEEREN vertellen.

18. De HEERE heeft mij wel hard gekastijd; maar Hij heeft mij ter dood niet overgegeven.

19. Doet mij de poorten der gerechtigheid open, ik zal daardoor ingaan, ik zal den HEERE loven.

20. Dit is de poort des HEEREN, door dewelke de rechtvaardigen zullen ingaan.

21. Ik zal U loven, omdat Gij mij verhoord hebt, en mij tot heil geweest zijt.

22. De steen, dien de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden.

23. Dit is van den HEERE geschied, en het is wonderlijk in onze ogen.

24. Dit is de dag, dien de HEERE gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn.

25. Och HEERE! geef nu heil; och HEERE! geef nu voorspoed.

26. Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN.

27. De HEERE is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feest offer met touwen tot aan de hoornen van het altaar.

28. Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen.

29. Loof den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.