Statenvertaling

Psalmen 115:1-12 Statenvertaling (SV1750)

1. Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil.

2. Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God?

3. Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.

4. Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen;

5. Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet;

6. Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij rieken niet;

7. Hun handen hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel.

8. Dat die hen maken hun gelijk worden, en al wie op hen vertrouwt.

9. Israel! vertrouw gij op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild.

10. Gij huis van Aaron! vertrouw op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild.

11. Gijlieden, die den HEERE vreest! vertrouwt op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild.

12. De HEERE is onzer gedachtig geweest, Hij zal zegenen; Hij zal het huis van Israel zegenen, Hij zal het huis van Aaron zegenen.