Statenvertaling

Psalmen 107:32-43 Statenvertaling (SV1750)

32. En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen.

33. Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land.

34. Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen.

35. Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten.

36. En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning;

37. En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen.

38. En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet.

39. Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis.

40. Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.

41. Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden.

42. De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond.

43. Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN.