Statenvertaling

Psalmen 107:26-40 Statenvertaling (SV1750)

26. Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst.

27. Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden.

28. Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten.

29. Hij doet den storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen.

30. Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft.

31. Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;

32. En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen.

33. Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land.

34. Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen.

35. Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten.

36. En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning;

37. En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen.

38. En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet.

39. Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis.

40. Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.