Statenvertaling

Psalmen 107:12-27 Statenvertaling (SV1750)

12. Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper.

13. Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.

14. Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden.

15. Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;

16. Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen.

17. De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;

18. Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen.

19. Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.

20. Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen.

21. Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.

22. En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen.

23. Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren;

24. Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte.

25. Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft.

26. Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst.

27. Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden.