Statenvertaling

Psalmen 104:6-11 Statenvertaling (SV1750)

6. Gij hadt ze met den afgrond als een kleed overdekt; de wateren stonden boven de bergen.

7. Van Uw schelden vloden zij, zij haastten zich weg voor de stem Uws donders.

8. De bergen rezen op, de dalen daalden, ter plaatse, die Gij voor hen gegrond hadt.

9. Gij hebt een paal gesteld, dien zij niet overgaan zullen; zij zullen de aarde niet weder bedekken.

10. Die de fonteinen uitzendt door de dalen, dat zij tussen de gebergten henen wandelen.

11. Zij drenken al het gedierte des velds; de woudezels breken er hun dorst mede.