Statenvertaling

Psalmen 104:26-35 Statenvertaling (SV1750)

26. Daar wandelen de schepen, en de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen.

27. Zij allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd.

28. Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd.

29. Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof.

30. Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks.

31. De heerlijkheid des HEEREN zij tot in der eeuwigheid; de HEERE verblijde Zich in Zijn werken.

32. Als Hij de aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert, zo roken zij.

33. Ik zal den HEERE zingen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.

34. Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij in den HEERE verblijden.

35. De zondaars zullen van de aarde verdaan worden, en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof den HEERE, mijn ziel! Hallelujah!