Statenvertaling

Psalmen 129:3-8 Statenvertaling (SV1750)

3. Ploegers hebben op mijn rug geploegd; zij hebben hun voren lang getogen.

4. De HEERE, Die rechtvaardig is, heeft de touwen der goddelozen afgehouwen.

5. Laat hen beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten.

6. Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt;

7. Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;

8. En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.