Statenvertaling

Prediker 8:1-7 Statenvertaling (SV1750)

1. Wie is gelijk de wijze, en wie weet de uitlegging der dingen? De wijsheid der mensen verlicht zijn aangezicht, en de stuursheid zijns aangezichts wordt daardoor veranderd.

2. Ik zeg: Neem acht op den mond des konings; doch naar de gelegenheid van den eed Gods.

3. Haast u niet weg te gaan van zijn aangezicht; blijf niet staande in een kwade zaak; want al wat hem lust, doet hij.

4. Waar het woord des konings is, daar is heerschappij; en wie zal tot hem zeggen: Wat doet gij?

5. Wie het gebod onderhoudt, zal niets kwaads gewaar worden; en het hart eens wijzen zal tijd en wijze weten.

6. Want een ieder voornemen heeft tijd en wijze, dewijl het kwaad des mensen veel is over hem.

7. Want hij weet niet, wat er geschieden zal; want wie zal het hem te kennen geven, wanneer het geschieden zal?