3. (5:2) Want gelijk de droom komt door veel bezigheid, alzo de stem des zots door de veelheid der woorden.
4. (5:3) Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stel niet uit dezelve te betalen; want Hij heeft geen lust aan zotten; wat gij zult beloofd hebben, betaal het.
5. (5:4) Het is beter, dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt.
6. (5:5) Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen; en zeg niet voor het aangezicht des engels, dat het een dwaling was; waarom zou God grotelijks toornen, om uwer stemme wille, en verderven het werk uwer handen?
7. (5:6) Want gelijk in de veelheid der dromen ijdelheden zijn, alzo in veel woorden; maar vrees gij God!