Statenvertaling

Prediker 4:5-14 Statenvertaling (SV1750)

5. De zot vouwt zijn handen samen, en eet zijn eigen vlees.

6. Een hand vol met rust is beter, dan beide de vuisten vol met arbeid en kwelling des geestes.

7. Ik wendde mij wederom, en ik zag een ijdelheid onder de zon;

8. Daar is er een, en geen tweede; hij heeft ook geen kind, noch broeder; nochtans is van al zijn arbeid geen einde; ook wordt zijn oog niet verzadigd van den rijkdom, en zegt niet: Voor wien arbeide ik toch, en doe mijn ziel gebrek hebben van het goede? Dit is ook ijdelheid, en het is een moeilijke bezigheid.

9. Twee zijn beter dan een; want zij hebben een goede beloning van hun arbeid;

10. Want indien zij vallen, de een richt zijn metgezel op; maar wee den ene, die gevallen is, want er is geen tweede om hem op te helpen.

11. Ook, indien twee te zamen liggen, zo hebben zij warmte; maar hoe zou een alleen warm worden?

12. En indien iemand den een mocht overweldigen, zo zullen de twee tegen hem bestaan; en een drievoudig snoer wordt niet haast gebroken.

13. Beter is een arm en wijs jongeling, dan een oud en zot koning, die niet weet van meer vermaand te worden.

14. Want een komt uit het gevangenhuis, om koning te zijn; daar ook een, die in zijn koninkrijk geboren is, verarmt.