Statenvertaling

Prediker 3:1-11 Statenvertaling (SV1750)

1. Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd.

2. Er is een tijd om geboren te worden, en een tijd om te sterven; een tijd om te planten, en een tijd om het geplante uit te roeien;

3. Een tijd om om te doden, en een tijd om te genezen; een tijd om af te breken, en een tijd om te bouwen;

4. Een tijd om te wenen, en een tijd om te lachen; een tijd om te kermen, en een tijd om op te springen;

5. Een tijd om stenen weg te werpen, en een tijd om stenen te vergaderen; een tijd om te omhelzen, en een tijd om verre te zijn van omhelzen;

6. Een tijd om te zoeken, en een tijd om verloren te laten gaan; een tijd om te bewaren, en een tijd om weg te werpen;

7. Een tijd om te scheuren, en een tijd om toe te naaien; een tijd om te zwijgen, en een tijd om te spreken;

8. Een tijd om lief te hebben, en een tijd om te haten; een tijd van oorlog, en een tijd van vrede.

9. Wat voordeel heeft hij, die werkt, van hetgeen hij bearbeidt?

10. Ik heb gezien de bezigheid, die God den kinderen der mensen gegeven heeft, om zichzelven daarmede te bekommeren.

11. Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat een mens het werk, dat God gemaakt heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde toe.