Statenvertaling

Prediker 10:1-9 Statenvertaling (SV1750)

1. Een dode vlieg doet de zalf des apothekers stinken en opwellen; alzo een weinig dwaasheid een man, die kostelijk is van wijsheid en van eer.

2. Het hart des wijzen is tot zijn rechter hand, maar het hart eens zots is tot zijn linkerhand.

3. En ook wanneer de dwaas op den weg wandelt, zijn hart ontbreekt hem, en hij zegt tot een iegelijk, dat hij dwaas is.

4. Als de geest des heersers tegen u oprijst, verlaat uw plaats niet; want het is medicijn, het stilt grote zonden.

5. Er is nog een kwaad, dat ik gezien heb onder de zon, als een dwaling, die van het aangezicht des oversten voortkomt.

6. Een dwaas wordt gezet in grote hoogheden, maar de rijken zitten in de laagte.

7. Ik heb knechten te paard gezien, en vorsten, gaande als knechten op de aarde.

8. Wie een kuil graaft, zal daarin vallen; en wie een muur doorbreekt, een slang zal hem bijten.

9. Wie stenen wegdraagt, zal smart daardoor lijden; wie hout klieft, zal daardoor in gevaar zijn.