Statenvertaling

Numberi 33:38-49 Statenvertaling (SV1750)

38. Toen ging de priester Aaron op den berg Hor, naar den mond des HEEREN, en stierf aldaar, in het veertigste jaar na den uittocht van de kinderen Israels uit Egypteland, in de vijfde maand, op den eersten der maand.

39. Aaron nu was honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den berg Hor.

40. En de Kanaaniet, de koning van Harad, die in het zuiden woonde in het land Kanaan, hoorde, dat de kinderen Israels aankwamen.

41. En zij verreisden van den berg Hor, en legerden zich in Zalmona.

42. En zij verreisden van Zalmona, en legerden zich in Funon.

43. En zij verreisden van Funon, en legerden zich in Oboth.

44. En zij verreisden van Oboth, en legerden zich aan de heuvelen van Abarim, in de landpale van Moab.

45. En zij verreisden van de heuvelen van Abarim, en legerden zich in Dibon-gad.

46. En zij verreisden van Dibon-gad, en legerden zich in Almon-diblathaim.

47. En zij verreisden van Almon-diblathaim, en legerden zich in de bergen Abarim, tegen Nebo.

48. En zij verreisden van de bergen Abarim, en legerden zich in de vlakke velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho.

49. En zij legerden zich aan de Jordaan van Beth-jesimoth, tot aan Abel-sittim, in de vlakke velden der Moabieten.