Statenvertaling

Numberi 33:30-42 Statenvertaling (SV1750)

30. En zij verreisden van Hasmona, en legerden zich in Moseroth.

31. En zij verreisden van Moseroth, en legerden zich in Bene-jaakan.

32. En zij verreisden van Bene-jaakan, en legerden zich in Hor-gidgad.

33. En zij verreisden van Hor-gidgad, en legerden zich in Jotbatha.

34. En zij verreisden van Jotbatha, en legerden zich in Abrona.

35. En zij verreisden van Abrona, en legerden zich in Ezeon-geber.

36. En zij verreisden van Ezeon-geber, en legerden zich in de woestijn Zin, dat is Kades.

37. En zij verreisden van Kades, en legerden zich aan den berg Hor, aan het einde des lands van Edom.

38. Toen ging de priester Aaron op den berg Hor, naar den mond des HEEREN, en stierf aldaar, in het veertigste jaar na den uittocht van de kinderen Israels uit Egypteland, in de vijfde maand, op den eersten der maand.

39. Aaron nu was honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den berg Hor.

40. En de Kanaaniet, de koning van Harad, die in het zuiden woonde in het land Kanaan, hoorde, dat de kinderen Israels aankwamen.

41. En zij verreisden van den berg Hor, en legerden zich in Zalmona.

42. En zij verreisden van Zalmona, en legerden zich in Funon.