Statenvertaling

Numberi 32:32-42 Statenvertaling (SV1750)

32. Wij zullen toegerust overtrekken voor het aangezicht des HEEREN naar het land Kanaan; en de bezitting onzer erfenis zullen wij hebben aan deze zijde van de Jordaan.

33. Alzo gaf Mozes hunlieden, den kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, en den halven stam van Manasse, den zoon van Jozef, het koninkrijk van Sihon, koning der Amorieten, en het koninkrijk van Og, koning van Bazan; het land met de steden van hetzelve in de landpalen, de steden des lands rondom.

34. En de kinderen van Gad bouwden Dibon, en Ataroth, en Aroer,

35. En Atroth-sofan, en Jaezer, en Jogbeha,

36. En Beth-nimra, en Beth-haran, vaste steden en schaapskooien.

37. En de kinderen van Ruben bouwden Hezbon, en Eleale, en Kirjathaim,

38. En Nebo, en Baal-meon, veranderd zijnde van naam, en Sibma; en zij noemden de namen der steden, die zij bouwden, met andere namen.

39. En de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, gingen naar Gilead, en namen dat in, en zij verdreven de Amorieten, die daarin waren, uit de bezitting.

40. Zo gaf Mozes Gilead aan Machir, den zoon van Manasse; en hij woonde daarin.

41. Jair nu, de zoon van Manasse, ging heen en nam hunlieder dorpen in, en hij noemde die Havvoth-jair.

42. En Nobah ging heen, en nam Kenath in, met haar onderhorige plaatsen, en noemde ze Nobah naar zijn naam.