Statenvertaling

Numberi 32:31-39 Statenvertaling (SV1750)

31. En de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben antwoordden, zeggende: Wat de HEERE tot uw knechten gesproken heeft, zullen wij alzo doen.

32. Wij zullen toegerust overtrekken voor het aangezicht des HEEREN naar het land Kanaan; en de bezitting onzer erfenis zullen wij hebben aan deze zijde van de Jordaan.

33. Alzo gaf Mozes hunlieden, den kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, en den halven stam van Manasse, den zoon van Jozef, het koninkrijk van Sihon, koning der Amorieten, en het koninkrijk van Og, koning van Bazan; het land met de steden van hetzelve in de landpalen, de steden des lands rondom.

34. En de kinderen van Gad bouwden Dibon, en Ataroth, en Aroer,

35. En Atroth-sofan, en Jaezer, en Jogbeha,

36. En Beth-nimra, en Beth-haran, vaste steden en schaapskooien.

37. En de kinderen van Ruben bouwden Hezbon, en Eleale, en Kirjathaim,

38. En Nebo, en Baal-meon, veranderd zijnde van naam, en Sibma; en zij noemden de namen der steden, die zij bouwden, met andere namen.

39. En de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, gingen naar Gilead, en namen dat in, en zij verdreven de Amorieten, die daarin waren, uit de bezitting.