Statenvertaling

Numberi 14:16-26 Statenvertaling (SV1750)

16. Omdat de HEERE dit volk niet kon brengen in dat land, hetwelk Hij hun gezworen had, zo heeft Hij hen geslacht in de woestijn!

17. Nu dan, laat toch de kracht des HEEREN groot worden, gelijk als Gij gesproken hebt, zeggende:

18. De HEERE is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende de ongerechtigheid en overtreding, die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, in het derde en in het vierde lid.

19. Vergeef toch de ongerechtigheid dezes volks, naar de grootte Uwer goedertierenheid, en gelijk Gij ze aan dit volk, van Egypteland af tot hiertoe, vergeven hebt!

20. En de HEERE zeide: Ik heb hun vergeven naar uw woord.

21. Doch zekerlijk, zo waarachtig als Ik leef, zo zal de ganse aarde met de heerlijkheid des HEEREN vervuld worden!

22. Want al de mannen, die gezien hebben Mijn heerlijkheid, en Mijn tekenen, die Ik in Egypte en in de woestijn gedaan heb, en Mij nu tienmaal verzocht hebben, en Mijner stem niet zijn gehoorzaam geweest;

23. Zo zij het land, hetwelk Ik aan hun vaderen gezworen heb, zien zullen. Ja, geen van die Mij getergd hebben, zullen dat zien!

24. Doch Mijn knecht Kaleb, omdat een andere geest met hem geweest is, en hij volhard heeft Mij na te volgen, zo zal Ik hem brengen tot het land, in hetwelk hij gekomen was, en zijn zaad zal het erfelijk bezitten.

25. De Amalekieten nu en de Kanaanieten wonen in het dal; wendt u morgen, en maakt uw reize naar de woestijn, op den weg naar de Schelfzee.

26. Daarna sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende: