Statenvertaling

Numberi 13:6-19 Statenvertaling (SV1750)

6. Van den stam van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne.

7. Van den stam van Issaschar, Jigeal, de zoon van Jozef.

8. Van den stam van Efraim, Hosea, de zoon van Nun.

9. Van den stam van Benjamin, Palti, de zoon van Rafu.

10. Van den stam van Zebulon, Gaddiel, de zoon van Sodi.

11. Van den stam van Jozef, voor den stam van Manasse, Gaddi, de zoon van Susi.

12. Van den stam van Dan, Ammiel, de zoon van Gemalli.

13. Van den stam van Aser, Sethur, de zoon van Michael.

14. Van den stam van Nafthali, Nachbi, de zoon van Wofsi.

15. Van den stam van Gad, Guel, de zoon van Machi.

16. Dit zijn de namen der mannen, die Mozes zond, om dat land te verspieden; en Mozes noemde Hosea, den zoon van Nun, Jozua.

17. Mozes dan zond hen, om het land Kanaan te verspieden; en hij zeide tot hen: Trekt dit henen op tegen het zuiden, en klimt op het gebergte;

18. En beziet het land, hoedanig het zij, en het volk, dat daarin woont, of het sterk zij of zwak, of het weinig zij of veel;

19. En hoedanig het land zij, waarin hetzelve woont, of het goed zij of kwaad; en hoedanig de steden zijn, in dewelke hetzelve woont, of in legers, of in sterkten;