9. De kinderen van Sefatja, driehonderd twee en zeventig;
10. De kinderen van Arach, zeshonderd twee en vijftig;
11. De kinderen van Pahath-moab, van de kinderen van Jesua en Joab, twee duizend, achthonderd en achttien;
12. De kinderen van Elam, duizend, tweehonderd vier en vijftig;
13. De kinderen van Zatthu, achthonderd vijf en veertig;
14. De kinderen van Zakkai, zevenhonderd en zestig;