Statenvertaling

Nehemia 7:39-51 Statenvertaling (SV1750)

39. De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig;

40. De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig;

41. De kinderen van Pashur, duizend, tweehonderd zeven en veertig;

42. De kinderen van Harim, duizend en zeventien;

43. De Levieten: de kinderen van Jesua, van Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, vier en zeventig;

44. De zangers: de kinderen van Asaf, honderd acht en veertig;

45. De poortiers: de kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai, honderd acht en dertig;

46. De Nethinim: de kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth;

47. De kinderen van Keros, de kinderen van Sia, de kinderen van Padon;

48. De kinderen van Lebana, de kinderen van Hagaba, de kinderen van Salmai;

49. De kinderen van Hanan, de kinderen van Giddel, de kinderen van Gahar;

50. De kinderen van Reaja, de kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda;

51. De kinderen van Gazzam, de kinderen van Uzza, de kinderen van Paseah;