Statenvertaling

Nehemia 7:34-46 Statenvertaling (SV1750)

34. De kinderen des anderen Elams, duizend, tweehonderd vier en vijftig;

35. De kinderen van Harim, driehonderd en twintig;

36. De kinderen van Jericho, driehonderd vijf en veertig;

37. De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd een en twintig;

38. De kinderen van Senaa, drie duizend, negenhonderd en dertig;

39. De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig;

40. De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig;

41. De kinderen van Pashur, duizend, tweehonderd zeven en veertig;

42. De kinderen van Harim, duizend en zeventien;

43. De Levieten: de kinderen van Jesua, van Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, vier en zeventig;

44. De zangers: de kinderen van Asaf, honderd acht en veertig;

45. De poortiers: de kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai, honderd acht en dertig;

46. De Nethinim: de kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth;