Statenvertaling

Nehemia 7:28-44 Statenvertaling (SV1750)

28. De mannen van Beth-azmaveth, twee en veertig;

29. De mannen van Kirjath-jearim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig;

30. De mannen van Rama en Gaba, zeshonderd en twintig;

31. De mannen van Michmas, honderd twee en twintig;

32. De mannen van Beth-el en Ai, honderd drie en twintig;

33. De mannen van het andere Nebo, twee en vijftig;

34. De kinderen des anderen Elams, duizend, tweehonderd vier en vijftig;

35. De kinderen van Harim, driehonderd en twintig;

36. De kinderen van Jericho, driehonderd vijf en veertig;

37. De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd een en twintig;

38. De kinderen van Senaa, drie duizend, negenhonderd en dertig;

39. De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig;

40. De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig;

41. De kinderen van Pashur, duizend, tweehonderd zeven en veertig;

42. De kinderen van Harim, duizend en zeventien;

43. De Levieten: de kinderen van Jesua, van Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, vier en zeventig;

44. De zangers: de kinderen van Asaf, honderd acht en veertig;